In een artikel van 14 januari jl. in de Volkskrant wordt opgeroepen tot de wederopstanding van het ministerie van VROM (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer). Het ministerie werd in 2010 opgeknipt en de portefeuilles werden ondergebracht bij meerdere ministeries. Een inventarisatie van de diverse partijprogramma’s laat zien dat elf van de vijftien partijen, goed voor bijna 75% van de Kamerzetels, het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) graag terug zien komen.
Grote ruimtelijke opgaven vs. Het Nederlandse poldermodel
Waarom zien zo veel partijen het ministerie van VROM graag terugkeren? De reden is dat Nederland de komende tijd voor een aantal gigantische ruimtelijke opgaven staat. Zo moeten er een miljoen woningen bijkomen en vraagt de duurzaamheidsopgave om de bouw van meer windmolens en zonneparken.
Daarnaast is men tot de conclusie gekomen dat ‘polderen’ niet het gewenste effect heeft. Polderen staat voor het Nederlandse overlegmodel waar werkgevers, vakbonden en de overheid met elkaar aan tafel zit om afspraken te maken over bijvoorbeeld ruimtelijke opgaven. De conclusie is dat partijen er onderling niet samen uitkomen. Iedere partij heeft zijn eigen belang, denk bijvoorbeeld aan de Stikstofregeling (PAS). Een centrale regie van de Rijksoverheid zou dit moeten voorkomen.
De Tweede Kamer wil verandering
In het nieuwsartikel is ook het verlangen naar verandering van de verschillende partijen te lezen. SP, Denk en de PVV willen dat het ministerie van de woningbouw een prioriteit maakt. De partijen D66, GroenLinks, de PvdA, de ChristenUnie, de Partij voor de Dieren, 50Plus en het lid Van Kooten-Arissen (Splinter) gaan hierin nog een stap verder. Zij willen dat ook de ruimtelijke ordening aan het pakket van de minister wordt toegevoegd.
Het CDA wil zelfs twee nieuwe ministers voor Volkshuisvesting een voor Regionale ontwikkeling. Afgelopen voorjaar stelde CDA-Kamerlid Ronnes in een debat over betere en snelle aanpak van woningnood het volgende: “Het is tijd dat er weer een ministerie van Volkshuisvesting komt dat het heft in handen neemt en kan doorpakken”.
Eerdere kritiek Kamerleden en oud-ministers
Het kabinet van destijds streefde naar een kleinere overheid met meer samenhang in de besluitvorming. Dat VROM samen zou gaan met Verkeer en Waterstaat lag door de vele raakvlakken voor de hand. Ongenoegen over de versnippering van het ministerie VROM bestonden echter toen al. In een artikel uit het Binnenlands Bestuur van 13 Mei 2011 deed toenmalig CDA-Kamerlid Ger Koopmans geen moeite zijn afkeer van het opgeheven ministerie te verbloemen. ‘Milieuproblemen en overlast worden aangepakt met een ingewikkelde, bijna door niemand meer te begrijpen regelbrij’.
Ger Koopmans stond hierin niet op zichzelf. Diverse oud-ministers hadden destijds namelijk ook al kritiek (zo blijkt uit hetzelfde artikel van Binnenlands Bestuur). Oud minister Jacqueline Cramer, noemde het ‘niet zo wenselijk’ dat Volkshuisvesting naar Binnenlandse Zaken is gegaan: ‘Dat is om politieke redenen zo bedisseld. Binnenlandse Zaken is met heel andere dingen bezig. Volkshuisvesting heeft veel meer te maken met ruimtelijke ordening, infrastructuur, en met sociale samenhang in stedelijke agglomeraties. Daarom had het meer voor de hand gelegen om ook dit onder te brengen bij Infrastructuur en Milieu.’
Weer terug naar de basis
Inmiddels is duidelijk dat de inkrimping van de overheid is geslaagd. De positieve effecten wegen daarbij echter niet op tegen de negatieve effecten. Zo zorgt het gebrek aan regie ervoor dat er een veelheid aan problemen speelt. Een terugkeer van het ministerie is daarom geen gek idee en lijkt er ook zeker aan te komen. Vorig jaar besloot de Tweede Kamer positief over de terugkeer van het ministerie van VROM, zie de Motie van de leden Nijboer en Ronnes over de terugkeer van een minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu in een komend kabinet (32847-619). Het is daarentegen wel belangrijk dat het ministerie in de geest van de Omgevingswet aan de slag gaat. Hiermee bedoel ik dat we de regeldrift in toom moeten houden en lagere overheden moeten faciliteren in het bereiken van de doelen. Alleen zo zorgen we voor een échte verandering.