Na 8 jaar refereren de mensen in de sector nog steeds aan het Rapport Dannenberg. Dat is maar weinig adviesrapporten gegeven. Hoe verklaren jullie dat?
Erik: “Het was een moment waarop heel veel taken plotseling van het Rijk naar de gemeenten gingen. Dat was heel omvangrijk. Op een vrij laat moment werd pas bekend dat Beschermd Wonen per 2015 ook in de Wmo zou komen. Gemeenten vroegen zich af hoe dit goed te organiseren was. Tegen die achtergrond kregen we de opdracht van de VNG voor een adviesrapport. Er waren al eerder onderzoeken geweest over de verdeling van financiële middelen over de gemeenten, maar daar kwam men niet verder mee. In onze eerste commissievergadering hebben wij gezegd dat we bij de inhoud – bij de mensen – gingen beginnen, en niet bij het geld. Dat was eigenlijk niet de opdracht. De opdracht was om uitgangspunten voor een objectief verdeelmodel maken. Het huidige verdeelmodel was heel scheef. Dat was historisch zo ontstaan. Nieuwe steden zoals Almere hadden bijvoorbeeld niet van oudsher opvangvoorzieningen, terwijl oude steden zoals Apeldoorn hier heel veel van hadden. Doordat de verdeling historisch zo gegroeid was, zat er geen objectiviteit in de verdeling van het geld.”
Kun je meer vertellen over de titel van het rapport?
Erik: “Het rapport heeft de titel gekregen ‘Van Beschermd Wonen naar een Beschermd Thuis. Dat werd later opgevat alsof de mensen die in een gebouw zitten terug naar de wijk zouden moeten. Zo is de titel echter niet bedoeld. Het ging ons om de paradigma-wisseling. Je moet niet denken in ‘mensen naar beschermd wonen brengen’, maar aan ‘bescherming bieden in de thuissituatie waar mensen al wonen’. Dan heb je ook meteen geen probleem meer met woningen, omdat die mensen in hun eigen huis kunnen blijven.”
Hoe werd het rapport ontvangen?
Erik: “We hadden maar tweeënhalve maand de tijd voor het rapport. Na afloop kregen we reacties zoals: “Dit is onze nieuwe bijbel”. Zo hadden wij het rapport niet bedoeld. Wij vinden dat mensen zelf moeten blijven nadenken. Zo verheven als het later gepresenteerd werd – het kwam zelfs in het regeerakkoord – zo hebben wij het niet bedoeld. Wij hebben ook gezegd dat het rapport na 5 en 10 jaar geëvalueerd moest worden, om te kijken of we de goede kant op gaan. In het rapport worden bijvoorbeeld acht voorwaarden voor sociale inclusie gepresenteerd. Een van deze voorwaarden is een goede samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars. Tot op de dag van vandaag loopt dat stroef. Een andere is voldoende aanbod van woningen, maar op de woningmarkt is momenteel crisis.”
“Het rapport was geen startpunt
van deze beweging, de beweging was
er al. Wat mooi aan het ontstaan was
hebben we wind meegegeven.”
Waarom denken jullie dat het rapport een succes geworden is?
Erik: “We hebben veel mensen gesproken, wetenschappers, gemeentebestuurders, gemeenteambtenaren, zorgbestuurders, professionals, mensen die het betreft en hun familieleden. En we hebben de teksten destijds gedeeld met een voorloper van MIND, het landelijk platform GGZ. Meerdere mensen hebben heel actief meegedacht en daar is het rapport ook beter van geworden. Veel instanties omarmden het rapport, waardoor sommige andere organisaties niet achter konden blijven.”
Diederik: “De commissie heeft veel draagvlak gecreëerd. Het rapport gaf veel ruimte om in te vullen en bood een mooie stip op de horizon. Destijds heb ik geen discussies gehoord over het rapport.”
Erik: “Het rapport was ook geen startpunt van deze beweging, de beweging was er al. Die hebben we ook een podium kunnen geven. Wat mooi aan het ontstaan was hebben we wind meegegeven.”
Hoe zag beschermd wonen er destijds uit?
Erik: “Er was een situatie ontstaan waarbij mensen dichter bij de samenleving zaten dan voorheen in de instellingen in de bossen en op de hei, maar er was ook niet echt sprake van normaal in de wijk wonen. De verhouding klopte niet. Er zaten relatief veel mensen in een institutionele voorziening in de wijk en er werd relatief weinig ambulante hulp ingezet. Dit zorgde voor een soort disbalans. Als je om een bepaalde reden ontregeld raakte kreeg je meteen een sticker en kwam je in een gebouw te wonen. In dit soort instellingen in de wijk hebben we met tientallen mensen gesproken en die gaven vaak aan dat ze bijvoorbeeld niet mee mochten doen met de buurt BBQ en niet in de buurtwhatsapp mochten. De buurt nam deze mensen niet echt op, zeker niet als er een bordje van een instantie aan de deur hing. Als je eenmaal in zo’n instelling terecht bent gekomen kom je er bijna niet meer uit, door het stigma dat het met zich meebrengt, zelfstigma’s (gedachten als ik ben mislukt, mijn leven is mislukt en ik zit nu in het gebouw van een ander) én door de problemen op de woningmarkt.”
“We zouden toe moeten naar
hulpverleners die de wijk ingaan.
Die de buurt kennen en weten wie
‘aan het ontregelen is”.
En welke omslag wilden jullie dan maken?
Erik: “Wij wilden de focus leggen op mensen die nog aan het ontregelen en ontsporen zijn. Om hun leven weer in balans te krijgen vóórdat het mis gaat. Dan blijf je gewoon familielid, buurman/vrouw, werknemer, in plaats van dat je cliënt wordt. Hiervoor moet er veel eerder ingegrepen worden op het proces waarin het mis gaat.”
Diederik: “Als je al eerder in de wijk bent met preventieve ondersteuning, dan kan je voorkomen dat mensen in een beschermde woonvorm ondergebracht moeten worden.”
Erik: “We zouden toe moeten naar hulpverleners die de wijk ingaan. Die de buurt kennen en weten wie ‘aan het ontregelen is’. Die contact houden met de postbode, de snackbareigenaar en de wijkagent, omdat zij weten waar het misgaat: waar de gordijnen niet meer opengaan of waar de post zich opstapelt.”
We zien je tussendoor tekenen Erik, wat is dat?
Erik: “Kijk, de trap van ellende die staat niet in het rapport, maar is wel een beetje het idee ervan. Op de X-as de tijd en op de Y-as staat de hoeveelheid ellende in iemands leven.”
“Niemand heeft 0% of 100% ellende, dus een mensenleven zit ergens daartussenin. Stel dat er iets misgaat, bijvoorbeeld een scheiding, dan neemt jouw ellende toe. Door de scheiding functioneer je niet meer op werk en word je ontslagen, jouw familie wil je niet meer zien en doordat je geen baan hebt kun je jouw huur of hypotheek niet meer betalen. Zo stijgt jouw ellende. Tot op een gegeven moment jouw ellende zo ver is gestegen, dat het zo niet langer gaat en jouw omgeving ingrijpt. Dat is ongeveer het moment dat er een indicatie wordt aangevraagd.
Kenmerkend voor het indicatiesysteem is dat je als het ware genoeg ellende gespaard moet hebben om een indicatie te krijgen. Er moet éérst veel misgegaan zijn. Dit gaat zo bij de Wlz, maar ook bij Beschermd Wonen en in het onderwijs wanneer een kind van regulier naar speciaal onderwijs moet. Pas als het dossier dik genoeg is ontstaat er recht op ondersteuning. Er wordt dán pas expertise om je heen gebouwd om de ellende te verkleinen met intensieve hulp. Een indicatie wordt afgegeven voor langere tijd, bijvoorbeeld een of twee jaar. Dat loopt dus door, maar ondertussen is de ellende gedaald. Misschien is het nog niet helemaal gedaald tot het beginpunt, maar wel tot handelbare proporties, zodat je het zelf weer aan kunt. Dat betekent dat er op dat moment ontzettend veel geld wordt uitgegeven terwijl dat eigenlijk niet meer nodig is.”
Diederik: “Ik heb veel cliënten met een zware en dure indicatie gesproken die hun begeleider maar eens in de twee weken zagen.”
Erik: “Dat geld had beter ingezet kunnen worden aan de voorkant, toen de ellende zich begon op te stapelen en nog niet uit de hand gelopen was. Op deze manier had meer ellende voorkomen kunnen worden. We kunnen mensen langer in burgerschap houden door er op tijd bij te zijn en op tijd af te buigen. Aan de rechterkant zit een enorm verdienmodel. Tegen de raad van toezicht kunnen zeggen dat de cliënten een Wlz-indicatie hebben en dat de organisatie dus geld krijgt tot ze overlijden. Dat geeft zekerheid voor organisaties.”
Dus jullie zeggen dat er overbehandeling is op het eind?
Erik: “Ja, op het eind wel. Daarom hebben wij gezegd dat er geen vaste indicaties moeten zijn, maar een systeem met variabele indicaties waarmee je voortdurend hulp kunt op- en afschalen wanneer nodig: ‘hand op de kraan met regelbare vlamhoogte’. Herstel is namelijk niet lineair. Het gaat bij Beschermd Thuis vooral om mensen in de wijk houden. Als dat lukt dan wordt de omvang van het intramurale beschermd wonen na verloop van tijd steeds kleiner.”
In het Advies Toekomst schreven jullie met hoofdletters: De Wmo zo breed mogelijk houden ten bate van samenhang en flexibiliteit. De Wlz als laatste redmiddel! Ultimum remedium. Er is dus niet geluisterd naar jullie advies?
Erik: “In ons rapport hebben we ook gezegd dat je de Wlz voor de GGZ open moet stellen, maar voor een zeer beperkte groep van cliënten van Beschermd Wonen. Die discussie speelde toen heel erg, dat mensen met psychiatrische problematiek die langer dan drie jaar aanhoudt ook in de Wlz zouden mogen.”
Diederik: “Mensen met levenslange GGZ-problemen mochten vanaf 2021 ook naar de Wlz. De zorgorganisaties zagen hun kans hiermee schoon dat hun cliënten voor langere tijd een indicatie konden krijgen. Een groot deel van de mensen, die volgende de Commissie Toekomst konden profiteren van een Beschermd Thuis, werd richting de Wlz geschoven.”
Erik: “Dus de toegang tot de Wlz is te ver opengezet. Er zitten mensen in de Wlz die zelf boodschappen kunnen doen en op de fiets naar de dagbesteding gaan. Die mensen zouden niet in de Wlz moeten zitten.”
“Wat we nu zien is dat de Wlz te ver is
opengezet. Er zitten mensen in de Wlz
die nog zelf boodschappen doen en op
de fiets naar de dagbesteding gaan”.
Maar de vlucht naar de Wlz was niet te houden?
Erik: “Nee, de openstelling van de Wlz kwam indertijd (2017 red.) in het regeerakkoord. Er zitten namelijk verschillende belangen achter het krijgen van een Wlz-indicatie. Ten eerste heeft de persoon in kwestie er belang bij. Iemand krijgt woonruimte, begeleiding en dagbesteding. Iemand komt terecht in een verzorgd leven. Ten tweede heeft de familie er belang bij. De familie heeft veel stress gehad met de persoon in kwestie. Voor hen zorgt het voor rust om te weten dat hun dierbare goed wordt verzorgd. Ten derde hebben de aanbieders een belang, omdat je voor cliënten met een Wlz-indicatie een stabiel en hoger budget krijgt en je geen behandeling hoeft aan te bieden waar herstel het doel is. Tot slot heeft de gemeente er belang bij. Deze mensen zijn de duurste klanten, en door ze naar de Wlz te sturen hoeven de gemeenten niet meer voor de kosten op te draaien. Dit vind ik overigens een denkfout. Als iemand uit een Wlz-instelling wordt gezet, komen ze op straat terecht en wordt dat alsnog een probleem voor de gemeente.”
Diederik: “Bovendien daalde het budget van gemeenten, waardoor de capaciteit in de wijk niet kon worden vrijgemaakt voor ambulante begeleiding.”
Zijn er nog meer ongewenste ontwikkelingen geweest in de afgelopen jaren?
Erik: “Ja, het tekort aan geschikte woningen. De grondwettelijke rechten op zorg en onderwijs zijn goed geoperationaliseerd in andere wetten, maar het recht op werk en wonen niet. En je kunt in Nederland geen beroep doen op de grondwet. Je zou eigenlijk willen dat de overheid beter aangesproken kan worden op de verantwoordelijkheid voor volkshuisvesting voor haar inwoners, en dan vooral de dakloze inwoners. Dit is ook in lijn met de Housing First-methodiek, waarbij daklozen de kans krijgen op een huis zonder uitsluitende voorwaarden. Bij Beschermd Thuis zijn er vaak diverse voorwaarden waar de cliënt aan moet voldoen om in een woning te verblijven en zelfstandig te gaan wonen. De bedachte voorwaarden komen van de woningcorporaties die gezegd hebben dat ze een gecombineerde woon- begeleidingsovereenkomst willen, met name om risico van overlast te minimaliseren. De voorwaarden gaan erg uit van stigma en zijn meestal niet op maat gemaakt.”
Door decentralisatie is veel focus op de wijkteams. Zijn zij voldoende toegerust om aan de voorkant aan de slag te gaan?
Erik: “Nee, ze worden overlopen met vragen. Het scheelt wel veel per gemeente. Een beperkt aantal gemeenten heeft veel kennis en expertise in combinatie met hoge investeringen in de wijkteams. Daardoor zijn er meer wijkprofessionals per 1000 inwoners. Wanneer een gemeente 40-50% van het budget van het hele sociale domein aan de wijkteams besteedt, dan is de verhouding goed. Daarbij hebben ze voor de meeste complexe problematiek specialisten nodig die verstand hebben van die problemen, en van een ontschotte manier van werken. Die expertise zou aan de voorkant moeten zitten. Helaas is het vaak zo dat wijkteams ‘hogerop’ moeten naar specialisten (die maximaal verkokerd zijn), wanneer het te ingewikkeld wordt. Het zijn allemaal gescheiden instanties die doorgaans in een enkele problematiek gespecialiseerd zijn. Je moet dus hoogwaardige expertise vooraan hebben. Niet voor elke casus, want je hebt de 80-20 regel. Maar indien nodig moet je wel expertise van de brede blik hebben om ‘de problemen achter de problemen’ te achterhalen. Samen met een gezin een plan te maken waarin hele verschillende componenten kunnen zitten. Bij Divosa noemen we dat ‘de radicale omkering’. Je gaat eerst met het gezin of persoon een plan maken en daarna pas kijken wat je uit welke wetten haalt. Bij veel gemeenten is het ook nog zo dat je voor ieder probleem zoals schuldenproblematiek, huisvesting of opvoeding weer een ander loket hebt.”
Wat is er nodig voor zo’n radicale omkering?
Diederik: “Medewerkers van wijkteams hebben vaardigheden en inzichten nodig voor ondersteuning aan inwoners met multiproblematiek. Voorkom een batterij aan hulpverleners die ieder gespecialiseerd zijn op hun eigen gebied (verkokerd) en allemaal een deel van de problemen proberen op te lossen.”
Erik: “Het is ook afhankelijk wie een ingang heeft bij een casus. In welke hulpverlener heeft een cliënt het meeste vertrouwen? Je zou bijvoorbeeld drie hulpverleners kunnen sturen naar een gezin die daar een sollicitatie gaan doen, waarna het gezin de hulpverlener kiest waar ze het meeste vertrouwen in hebben. Het is op zo’n manier los van organisatie, doelgroep, instantie of geldstroom, maar op basis van vertrouwen dat een hulpverlener mensen gaat helpen.”
“Beschermd thuis gaat ervan uit dat
je bescherming biedt op de factoren
die je nodig hebt en het zit ook op het
versterken van het gezonde deel.”
Onderzoek van Impuls (RadboudUmc) toont aan dat binnen beschermd wonen nog een aantal dingen verbeterd kunnen worden zoals de dagbesteding, tegengaan van eenzaamheid en de financiële situatie. Wat zouden de professionals die met cliënten werken anders kunnen doen en ze beter helpen?
Erik: “Tijdens dat onderzoek kwam naar voren dat een cliënt een agendamatrix had met daarin alle 168 uren van de week. Daarin waren maar 2 vakjes ingevuld. Dit waren de momenten dat hij zijn begeleiders sprak. De rest van de week was helemaal leeg. De cliënt doet dus niet echt mee in de maatschappij en doet geen of amper nuttige dingen. Met een baan doen mensen contacten op, ze zijn moe aan het einde van de dag, en hebben een echt weekend. Dat zou ik veel mensen gunnen: dat ze een gezonde basis hebben met een eigen plek, en overdag actief bezig zijn met hun talenten. In je vrije tijd rust je uit of ontmoet je vrienden. Mensen een ritme geven werkt goed voor hun herstel. Het verschilt per persoon wat nodig is. Beschermd Thuis gaat ervan uit dat je bescherming biedt op de factoren die je nodig hebt, en het zit ook op het versterken van het gezonde deel. We organiseren alles rondom handicaps, beperkingen, stoornissen, ziekten, gebreken en aandoeningen terwijl we nauwelijks aan de mensen vragen naar hun dromen, passies of talenten.”
Diederik: “Dat cliënten een bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij vinden ze heel fijn. Ze zien zichzelf weer als nuttig en dat geeft veel kracht. Het draait niet zozeer om je eigen geld kunnen verdienen maar vooral het gevoel dat je er weer bij hoort. Dat helpt heel veel in het herstel en om weer met beide benen op de grond te staan en mee te kunnen doen.”
Hoever zijn we met de beschermd thuis beweging?
Erik: “Die beweging is nooit af. Het is best mogelijk dat er vanuit de enorme Wlz-groei over een aantal jaar weer een soort Commissie Dannenberg komt. Dan wel met een andere naam. Die komt dan waarschijnlijk met ongeveer dezelfde voorstellen.”