Arme sloeber, pauper, klaploper, armoedzaaier, uitkeringstrekker en ga zo maar door. Het zijn allemaal benamingen die in de volksmond worden gebruikt om iemand die in armoede leeft te beschrijven. Niet allemaal even respectvol, maar wel veelal gebruikt. De vraag is hierbij dan ook welke invloed hebben deze benamingen en wat zegt het over ons als maatschappij?
Van 2013 tot en met 2020 viel ik zelf binnen de groep “arme sloebers’’. Nadat mijn vader zijn winkel in 2015 officieel failliet werd verklaard vielen mijn ouders, broer en ik onder de zogenoemde ‘armoedegrens’. Dit hield voor mijn ouders in dat zij niet meer rond konden komen en de bestaande schulden van het faillissement niet konden aflossen. Als gevolg van het faillissement moest het huis, waar ik was opgegroeid, gedwongen in de verkoop. Daarnaast moest er aanspraak gedaan worden op de voedselbank en werden veel van onze eigendommen in beslag genomen.
Schaamte
Dit alles bracht verdriet, stress en boosheid teweeg binnen ons gezin, en vond ik het moeilijk om met mijn omgeving te praten over deze grote gebeurtenis in mijn leven. Niet vanwege bovengenoemde emoties, maar vanwege één specifieke emotie; schaamte. Uit onderzoek is gebleken dat maar liefst 15 procent van de Nederlandse bevolking met geldproblemen schaamte ervaart. In Nederland wordt armoede vaak gedefinieerd als het niet kunnen voorzien in basisbehoeften zoals voedsel, kleding en huisvesting. In 2023 leefden naar schatting ongeveer 1,3 miljoen Nederlanders in armoede.
Maar waarom ervaren veel van deze mensen schaamte? Dit heeft verschillende redenen. Zo draagt de media vaak bij aan negatieve stereotypen door mensen in armoede af te schilderen als lui of incompetent en benadrukken politici en beleidsmakers regelmatig dat mensen meer verantwoordelijkheid moeten nemen, wat impliceert dat armoede een persoonlijk falen is. Tot slot kunnen strenge controles en sancties in het sociale zekerheidsstelsel het idee versterken dat armoede afkeuring verdient. Dit stigma heeft grote gevolgen voor mensen in armoede. Het leidt tot gevoelens van minderwaardigheid en sociale isolatie waardoor mensen vermijden hulp te zoeken. Ze zijn bang beoordeeld te worden, wat hun situatie alleen maar verslechtert. Zelfs kinderen die opgroeien in armoede, in 2021 ongeveer 228.000, nemen vaak het negatieve zelfbeeld van hun ouders over, wat hun zelfvertrouwen ondermijnt.
Maatschappelijke kijk op armoede
Ook mijn eigen ervaring werd sterk beïnvloed door de maatschappelijke kijk op armoede. Ik voelde me vaak mislukt en probeerde extra hard mijn best te doen om dat beeld te weerleggen. Toen we gedwongen moesten verhuizen naar een flat vond ik het bijvoorbeeld moeilijk dit aan vrienden en familie te vertellen, bang voor veroordeling. Deze schaamte voelde ik ook bij het bezoeken van de voedselbank met mijn vader. Graag wilde ik hem steunen wanneer hij hier een bezoek aan moest brengen voor ons gezin, ook hij vond dit namelijk moeilijk, maar steeds merkte ik dat ik met name bezig was niet herkend te worden.
Binnen het kabinet-Schoof is de aanpak van armoede een belangrijk thema. Zo richt het zich onder andere op het verkleinen van de kloof tussen hoge en lage inkomens en is er aandacht voor het versterken van sociale vangnetten, zoals toeslagen en uitkeringen. Verder is er sprake van maatregelen gericht op werkgelegenheid en scholing om mensen uit de armoede te helpen door hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Echter, deze aanpak doorbreekt het stigma op armoede niet automatisch. Dat vraagt meer bewustwording en empathie van individuen.
Maar hoe creëren we deze bewustwording en empathie? Hier kunnen de volgende stappen voor ondernomen worden:
- Informeer jezelf
- Vermijd oordelen
- Gebruik inclusieve taal
- Steun initiatieven die armoede bestrijden.
Samen kunnen we bijdragen aan een maatschappij die minder hard oordeelt over mensen die zich in een lastige financiële situatie bevinden. Het doorbreken van het stigma rondom armoede begint bij onszelf.