Wil je direct meer weten over hoe je omgevingsprogramma’s succesvol inzet? Download dan ons whitepaper ‘Programmasturing onder de Omgevingswet’ via de knop hieronder.
Wat is een omgevingsprogramma?
Een omgevingsprogramma is een beleidsinstrument dat overheden kunnen inzetten om doelen uit de omgevingsvisie te realiseren. Het bevat maatregelen, acties en afspraken die bijdragen aan een goede fysieke leefomgeving. Denk bijvoorbeeld aan programma’s voor klimaatadaptatie, duurzame mobiliteit, biodiversiteit of de energietransitie.
Een belangrijk kenmerk is dat een omgevingsprogramma geen juridisch bindende regeling is, maar een beleidsdocument. Het biedt ruimte voor samenwerking, pilots en maatwerkoplossingen, en kan snel aangepast worden aan veranderende omstandigheden of nieuwe inzichten.
Wettelijke basis en toepassingsgebied
De Omgevingswet geeft overheden (gemeenten, provincies en het Rijk) de bevoegdheid om een omgevingsprogramma op te stellen. Artikel 3.4 van de wet bepaalt dat een bestuursorgaan dit kan doen voor de uitvoering van taken met betrekking tot de fysieke leefomgeving.
Een programma kan betrekking hebben op een specifiek gebied, een sector (bijvoorbeeld waterbeheer of luchtkwaliteit), of een thema (zoals gezondheid of duurzaamheid). Het is dus zeer flexibel inzetbaar.
Wanneer kies je voor een omgevingsprogramma?
Een omgevingsprogramma is bij uitstek geschikt als:
-
Je beleidsdoelen wilt realiseren via maatregelen of samenwerking in plaats van regels;
-
Je met meerdere partijen (zoals inwoners, bedrijven, buurgemeenten) wilt samenwerken aan complexe opgaven;
-
Je wilt experimenteren of innoveren zonder direct juridische gevolgen;
-
Je tussentijdse evaluaties en aanpassingen belangrijk vindt.
Bijvoorbeeld: een gemeente wil de luchtkwaliteit verbeteren. In plaats van meteen regels op te nemen in het omgevingsplan, kiest zij voor een programma waarin ze inzet op fietsgebruik, vergroening en verkeersmaatregelen. Dat geeft ruimte om samen met inwoners en partners te leren wat werkt.
Werken met omgevingsprogramma’s in de praktijk
Om effectief te werken met omgevingsprogramma’s is het belangrijk om een duidelijke structuur en goede governance in te richten. Praktische tips:
-
Koppel aan de omgevingsvisie: Zorg dat het programma duidelijk bijdraagt aan langetermijndoelen.
-
Stel SMART-doelen: Maak concreet wat je wilt bereiken en hoe je dat meet.
-
Werk gebiedsgericht: Pas het programma aan op de specifieke kenmerken van het gebied.
-
Betrek stakeholders: Creëer draagvlak door participatie van bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties.
-
Monitor en evalueer: Zorg voor een lerende aanpak met regelmatige terugkoppeling en aanpassing.
Samenhang met andere instrumenten
Omgevingsprogramma’s staan niet op zichzelf. Ze moeten goed worden afgestemd op:
-
De omgevingsvisie (waar gaan we heen?);
-
Het omgevingsplan of de omgevingsverordening (wat is juridisch geregeld?);
-
De omgevingsvergunning (wat mag er gebeuren?).
Een krachtig programma weet deze lijnen te verbinden en zorgt voor samenhang in beleid, uitvoering en toezicht.
Tot slot: de kracht van het programma
De kracht van een omgevingsprogramma zit in de wendbaarheid, samenwerking en doelgerichtheid. In een tijd waarin maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie, woningbouw en klimaatadaptatie steeds complexer worden, biedt dit instrument de ruimte om maatwerk te leveren. Niet door meteen te reguleren, maar door te werken aan doelen met partners in de omgeving.
De kunst is om het niet te zien als een verplicht document, maar als een strategisch sturingsinstrument. Daarmee kan de overheid écht het verschil maken in de kwaliteit van onze leefomgeving.