Voormalig Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, Carola Schouten heeft op 19 juni het wetsvoorstel ‘Participatiewet in Balans’ ingediend bij de Tweede Kamer. De Participatiewet is het vangnet van ons sociale zekerheidsstelsel. De afgelopen jaren is gebleken dat dit vangnet niet voor iedereen voldoende werkt en is daarom aan verbetering toe.
De eerste stap (spoor 1) is een pakket van ruim twintig wetswijzigingen dat al op korte termijn verandering gaat brengen. Naast deze wetswijziging is ook een meer fundamentele herziening van de Participatiewet nodig waarbij de menselijke maat, vertrouwen en eenvoud centraal staan (spoor 2) en in spoor 3 wordt gewerkt aan een cultuuromslag.
Het wetsvoorstel bestaat uit een pakket van ruim twintig maatregelen die voortvloeien uit een reeks beleidsopties voor de korte en middellange termijn. Aanvullend wordt voorgesteld om de meeste wijzigingen van de Participatiewet ook door te voeren in de IOAW en de IOAZ.
Het wetsvoorstel werd in februari voorgelegd aan de Raad van State. Die kwam daarop in juni met advies. Op basis van dat advies zijn het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aangepast en is een nader rapport opgesteld.
De twee aanpassingen zijn:
- De voorgestelde mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verruimen is vervallen;
- Het experimenteerartikel is naar aanleiding van een in de Kamer aangenomen motie verruimd.
De memorie van toelichting is als gevolg van opmerkingen van de Raad van State op een aantal punten aangevuld. Zo heeft het kabinet aan de memorie van toelichtingen een paragraaf toegevoegd in hoofdstuk 9 waarin specifiek aandacht wordt besteed aan aspecten van de uitvoering.
De Tweede Kamer zal het wetsvoorstel behandelen, te beginnen in de vaste Kamercommissie SZW op 18 september. Zodra de Tweede Kamer het wetsvoorstel met aangenomen amendementen heeft aanvaard gaat dat voorstel naar de Eerste Kamer. Na aanname van de Eerste Kamer wordt bij Koninklijke boodschap bepaald wat de ingangsdatum van de wet zal zijn.
Gezien de huidige stand van zaken lijkt de geplande invoering per 1 januari 2025 niet realistisch.